Hoog door de Venediger
Voor vertrek
De wekker gaat. Een klein raam steekt af tegen de donkere ruimte. Om me heen zie ik beweging. Met elf mensen liggen we zij-aan-zij in een Lager. Aan de dikke houten balken hangt kleding te drogen. Ik sta op en ga naar beneden. Er is nog niemand in het Frühstücksraum van de berghut. Ik pak koffie en ga zitten. Eerst maar eens wakker worden.
Met een reisgezelschap van Spring bevind ik me in een alpenhut in Oost-Tirol voor een achtdaagse huttentocht. Bij aanvang ken ik één van de deelnemers, van een tocht van vorig jaar. In een ruime week worden elf onbekenden tot een hechte groep. Wat wil je ook, we delen bloed, zweet en tranen, doen onze behoeftes achter een steen, en weten precies wie de snurkers zijn. We worden Zusammengeschwitzt.
Buiten is het fris. Ik zie een magnifiek berglandschap. Wat een plek zeg. Rotsen. Kaal gras. Water. Nergens een boom te bekennen. De lucht oogt helder. We controleren onze tassen, trekken onze schoenveters nog eens aan. Controleren onze waterflessen. Vandaag hebben we een tocht van zeven uur voor de boeg.

Voor we vertrekken meldt groepsgenoot M. zich. Hij wil vandaag z’n groepsverrassing doen. Iedereen trekt een briefje met daarop een woord. Het is de bedoeling om gedurende de dag dit woord te gebruiken of over dit onderwerp te praten, zonder dat het opvalt. Wie aan het einde van de dag de meeste woorden van andere deelnemers raadt, wint.
Het is acht uur, tijd om te gaan. Reisbegeleider N. gaat voorop, reisbegeleider K. achteraan, en wij in ganzenpas daar tussenin. Het pad slingert door een vallei. Overal liggen losse keien. Her en der staan wat koeien. Via een brug steken we een kolkend riviertje over en beginnen aan de klim naar het zadel. Onze helling ligt nog in de schaduw, de ochtendzon verlicht besneeuwde toppen achter ons.
Muziek en Edelweiss
Het landschap is op deze tocht ronduit spectaculair. We trekken over de zuid- en oosthellingen van het Venediger-massief, volgen Höhenwege, en passeren technische passages met gebruik van handen en voeten. Tijdens de pauzes is het kouder dan ik had gedacht, ook al is het midden augustus. Wat wil je ook, we zitten steeds net onder de 3000 meter en het landschap is vergeven van de gletsjers.

Dan zie ik plotseling Edelweiss. Het staat hier gewoon langs het pad. Ik dacht altijd dat geen zinnig mens deze plant ooit te zien kreeg, dat het een grote zeldzaamheid was die alleen de moedigste alpinisten te zien krijgen op de onmogelijkste hellingen. Maar tijdens deze tocht komen we heel wat Edelweiss tegen, soms zelfs vlakbij de hut. Ze staan in de zon, ze staan in de schaduw, soms zijn ze halfbevroren. Weer een illussie gesneuveld.
Voor ons groepsspel moet ik proberen om over muziek en liedjes te praten. Ik weet nog niet precies hoe ik dat moet aanpakken, want als ik er vanuit het niks zomaar over begin, dan valt dat vast op. Net zoals ik het opvallend vindt dat reisbegeleider N. vandaag steeds over AI aan het praten is. Volgens mij had hij het daar gister nog niet over.

Maar het toeval is me goedgezind. Groepsgenoot J. houdt van zingen. Als ze ook maar even de kans krijgt, barst ze uit in een lied. Ze praat met groepsgenoot T., die voor haar loopt, net over musicals. Ik manoeuvreer me zo in onze rij dat ik bij ze in de buurt kom te lopen en vraag welk nummer uit de Sound of Music ze het leukste vindt. Haar ogen lichten op en Do-re-mi rolt van de hellingen af. Missie begonnen.
Gletsjers, sneeuw en regen
Ondertussen vordert de dag. We krijgen heel wat te zien vandaag. We komen marmotten tegen en pauzeren op een platte steen in een kraakhelder watertje. We leren het een en ander over de verschillende gesteenten in dit gebied (Gneis, metamorf gesteente en de Tauern Window). We laten weer een kans lopen om onderweg Apfelstrüdel te eten. En we klauteren over steile rotsplaten.

Gedurende de tocht hebben we bijna dagelijks uitzicht op de machtige gletsjers die vanaf de Venedigergruppe de omringende dalen uitschuren. Op een regenachtige dag, als we ons door een blokkenveld worstelen, ontwaren we door de wolkenvlarden stukken ijs. Als bij een legpuzzel krijgen we telkens een stukje te zien, voordat de nevels de sneeuwmassa weer aan het zicht onttrekken.
Het pad gaat verder over een enorme morene. Diep onder ons ligt een gletsjertong, helemaal grijs en onherkenbaar door al het puin dat er op ligt. ’s Avonds in de hut bekijk ik een plaat van dit dal. De afbeelding is nog geen tien jaar oud. Waar de tekening een gletsjer toont, ligt nu een meertje vol ijsschotsen. Zo snel gaat het. De terugtrekkende ijsmassa’s zijn de herauten van de hittetijd.

De vermoeidheid begint zich zoetjesaan te melden. Ik heb niet zo’n zin meer om te praten. Tijd om weer aan de slag te gaan met ons spel. Ik zoek groepsgenoot J. en T. weer op, begin over muziek, en een paar tellen later trekken we zingend door de bergen. Om de beurt kiezen we een lied, checken of de anderen het ook kennen, en los geht’s. Zo komen we het laatste stuk wel door. En het mooie is, niemand heeft door dat we tegelijkertijd met mijn opdracht bezig zijn.
Einde van de dag
Dan doemt eindelijk onze hut op, boven op een klif. Het dak lijkt van roestige golfplaten gemaakt. Het lijkt wel of alle hutten hoog liggen, waardoor we aan het eind van de dag steeds moeten klimmen. Maar eenmaal aangekomen is het zeer de moeite waard. Het uitzicht op het dal is prachtig. We doen met z’n allen de zonnegroet (groepsverrassing) en begroeten het zevental heren-op-leeftijd dat dezelfde route volgt en kort na ons binnenkomt.

Dan is het tijd om ons groepsspel te eindigen. We vormen een cirkel. Wie heeft kunnen raden wat de anderen voor opdracht hadden? Het blijkt nog verdraaid lastig. Dat ik muziek als onderwerp had, wordt niet geraden.
Nadat de reisbegeleiders ons hebben aangemeld richten we ons Lager in. Tijd om uit te puffen en wat te lezen of te douchen. Omdat de sneeuwvelden onbetrouwbaar worden, moeten we zuinig aan doen. Maar het warme water is weldadig en 3 minuten douchen is ruim zat. Een aantal groepsgenoten installeert zich met kaarten en Kuchen in de gelagkamer, terwijl ik er nog even op uit ga om het terrein te verkennen. Een eindje verderop is een kleine kapel in een grot. Dat heb ik nog niet eerder gezien bij een hut. Een fijne plek om even te zitten.
De hut zit vol, het avondeten is als altijd veel en gaat goed op. We kaarten, lachen, drinken liters Apfelschörle, en om tien uur gaan de laatste volhouders richting Lager. Het is inmiddels donker. Stilte heeft bezit genomen van de hut. Door de kleine raampjes zijn de sterren te zien. Rondom klinkt zacht gesnurk. De dag zit er weer op, ik kijk al uit naar de volgende.